Omgaan met ziekte of aandoening
Wanneer je kind zich bewust is van zijn of haar ziekte of aandoening, en de beperkingen die dit met zich meebrengt, gaat ook je kind door een verwerkingsproces. Dit proces is nooit helemaal klaar, omdat je kind steeds weer nieuwe uitdagingen of reacties van anderen tegen kan komen. Je kind kan balen van zijn ziekte of aandoening, de fysieke pijn, het niet mee kunnen doen, langzamer zijn of het dingen niet begrijpen. Misschien is je kind een prater en hoor je als ouder waar hij of zij mee zit. Dit maakt het ook makkelijker om hierbij te kunnen ondersteunen. Wanneer je kind zijn gevoelens minder makkelijk onder woorden brengt, zich terugtrekt of niets laat merken, kan het goed zijn om hulp in te schakelen.
In het ziekenhuis, en ook daarbuiten, zijn verschillende professionals en interventies die je kind kunnen helpen bij het aanvaarden van de ziekte of aandoening. Je kunt onder andere de behandelaars van je kind – kinderarts of therapeut - ernaar vragen. Je kind kan ook baat hebben bij een vertrouwenspersoon – bijvoorbeeld een goede kennis, de leerkracht of de sportcoach. Iemand waarmee ze hun ervaringen en vooral ook emoties kunnen bespreken.